TAO: ‘Stereotypen en vooroordelen? Begin bij jezelf!’

Foto: Linda.nl
Door: Vera Kuipers

Zijn criminelen eerder donker van huidskleur dan wit? Kunnen vrouwen beter voor de kinderen zorgen dan mannen? Impliceert het feit dat iemand een bril draagt dat hij intelligent is? Deze vragen kunnen wij rationeel beantwoorden met ‘nee’. Toch, met al het bewijs bij de hand, zijn wij (onbewust) geneigd om deze statements te geloven. Je bent je hier vaak niet bewust van, maar wanneer je naar de universiteit loopt of wanneer je door je Instagram-feed scrolt, creëer je honderden beelden in je hoofd over mensen en over mensengroepen. Met deze beelden vormen wij oordelen over de mensen om ons heen en ontwikkelen we, onbewust en bewust, stereotypen en vooroordelen.  Zo schreef Walter Lippman: ‘For themost part we do not first see, and then define, we define first and then see.’. Wij zijn volgens Lippmann geneigd om mensen eerst te beoordelen en te categoriseren voordat we echt goed naar een persoon kijken.

Soms zijn mensen van mening dat zij ‘niet aan vooroordelen en stereotypen doen’ en dat zij elk mens als gelijk beschouwen. Dit is een mooi, maar ook onmogelijk ideaal. Je kunt zeggen dat stereotypen en vooroordelen tot de normale ‘geestelijke gereedschapskist’ van de mens behoren. Persoonlijk betrap ik mijzelf ook vaak op het hebben van stereotypen en vooroordelen, terwijl ik rationeel niet achter deze ideeën sta. Waarom laat ik mij in een bouwmarkt liever helpen door een man dan door een vrouw? En waarom is dit in een drogisterij juist andersom? Waarom zitten deze ideeën in mijn hoofd? En hoe kunnen wij als mensen hier het beste mee omgaan?

Als je er even bij stil staat, merk je hoe vaak je bezig bent met het indelen van de wereld om je heen. Denk alleen al aan onze taal, die duizenden woorden kent voor het onderverdelen van bijvoorbeeld objecten. Hierbij kan je bijvoorbeeld al denken aan een deurklink. Doordat wij een deurklink cognitief hebben gecategoriseerd als een medium om een deur te openen, weten wij hoe we een deurklink moeten gebruiken. Een dag op de uni zou bijzonder lang duren wanneer je elke keer dat je een deurklink zag, dit object opnieuw moest gaan categoriseren en het gebruik ervan opnieuw moest gaan uitvinden. Zo is het dus ook een vooroordeel dat categorisatie niet deugt; het is cruciaal om het leven leefbaar te maken! We houden hiermee de wereld overzichtelijk en hoeven hierdoor niet altijd na te denken over de honderden, soms duizenden nieuwe indrukken die we per dag opdoen.

Zo kunnen vooroordelen ook van evolutionair levensbelang zijn. Stel, je hebt een groep die niet categoriseert en dus geen vooroordelen heeft en een groep waarbij dit wel het geval is. Zet beide groepen in kooi met hongerige leeuwen en met één uitgang. De categoriserende groep zou meteen een negatief vooroordeel krijgen bij het beeld van deze leeuwen, namelijk ‘angst’. Zij hadden deze leeuw namelijk al gecategoriseerd en deze angst zal (hopelijk) leiden tot het vluchten van deze groep. De niet-categoriserende groep zou geen link leggen met het gevoel ‘angst’. Zij zouden opnieuw moeten gaan ondervinden wat zij in deze situatie moeten doen, aangezien de categorie leeuw niet in hun systeem bestaat. Nu mag jij kiezen tot welke groep je het liefst zou willen behoren in deze situatie.

Op het gebied van objecten en dieren is deze categorisatie vaak terecht. Dit komt met name door de grote homogeniteit op dit gebied. Een deurklink is er altijd om een deur te openen en alle leeuwen zijn ook wel ‘gevaarlijk’ en alle konijntjes zijn ook ‘schattig’. In onze samenleving is het echter niet zo zwart wit. De mensheid is namelijk niet homogeen, maar extreem heterogeen. Toch blijft er in ons brein dezelfde categorisatie plaatsvinden, waardoor wij de natuurlijke neiging hebben om individuele verschillen te negeren. Hierdoor ontstaan er bepaalde categorisaties in ons hoofd die hele problematische gevolgen kunnen hebben, zoals discriminatie. We gaan de heterogeniteit in bepaalde mensengroepen hierdoor helemaal over het hoofd zien en hier moeten wij onszelf liever vandaag dan morgen bewust van gaan worden.
In het niet meer bestaande programma ‘Get The Picture’ werd aan een kandidaat gevraagd om een woord met de letter a te bedenken dat paste bij de beschrijving: ‘niet aangepast aan het leven in de maatschappij’. Het antwoord op deze vraag was asociaal, terwijl zij antwoordde met allochtoon. Ze schrok vervolgens van haar eigen reactie en je ziet in het fragment terug dat ze zich schaamt voor haar gegeven antwoord. Ze realiseert dat haar antwoord niet het juiste was en stopt als het ware haar woorden terug in haar mond. Ze is zich nu bewust van datgene wat ze gezegd heeft en laat duidelijk merken dat ze hier van schrikt. Is dit nou dus echt haar mening? Vindt zij echt dat allochtonen niet aangepast zijn aan het leven in de maatschappij? Dit is hier waarschijnlijk niet het geval. Door consequent in het dagelijks leven met deze associatie geconfronteerd te zijn, wordt deze op een onbewust niveau in haar brein ontwikkelt. Wanneer zij echter reflecteert op haar associatie laat ze zien dat dit niet haar mening reflecteert. En deze vrouw is hier niet alleen in, zulke associaties hebben wij allemaal, hoe graag je ook zou willen van niet. Hoe moeten wij hiermee omgaan? Wat kunnen wij doen om ervoor te zorgen dat deze stereotyperingen en vooroordelen niet gaan leiden tot discriminatie?

Nou, begin bij jezelf! Schaam je niet voor het hebben van stereotypen en vooroordelen, deze hebben wij allemaal. Maar blijf hierop reflecteren en probeer bewust te zijn van problematische, generaliserende gedachten en ga deze gedachten vooral aan. Wanneer ik in de bouwmarkt ben, ga ik mijzelf laten helpen door een vrouw. Hiermee leer ik dat een vrouw mij net zo goed kan helpen op dit vlak als een man. Probeer jouw eigen stereotypen en vooroordelen ook te herkennen en probeer deze aan te gaan. Stel vragen en probeer contact te maken met de groep waarover je negatieve gedachten hebt. Vooroordelen en stereotypes zijn soms handig, maar de werkelijkheid is toch veel leuker?